Er is een tijd geweest dat ik 's avonds naar de academie vertrok met een schetsboek onder mijn arm dat uitpuilde van de foto's en de knipsels: plaatjes uit de krant, kunstkaarten, oude foto's, cut-outs van eerdere werken. "knippen is ook studeren", was mij verteld, door de docent tekenen. Grote man, mooie kale kop, stoppelbaardje. Nerveuze tred.
Dezelfde docent die me op mijn eerste dag aanspoorde om altijd een scheur bij je te hebben. Ja. Een schaar kon je nog wel eens vergeten, een scheur heb je altijd bij je. Leuk. Om je te bescheuren!", had ik moeten zeggen. maar dat doe je dan niet.
Het was het jaar van de eindeloze reeks collages. Ik heb er nog wel een paar.
Toch was het best nuttig. Dat selectief scheuren trinde je blik. Je hap-snapte snel wat materiaal van de leestafel thuis, of uit je schetsboek, je verschoof het een en ander en dan was je huiswerk weer klaar.
"Zie je dat?", zei hij dan, "nu zit je in de goede richting".
Toen dacht je: "die man is gek. Ik zie het niet." Nu begrijp je niet dat iemand het niet ziet.
Ik vraag me af: waarom kan een ongetraind oog wel beoordelen of iets klopt bij het eindresultaat, maar bakt ie er geen reet van tijdens de weg er naartoe. Hoe zit dat?