Ik werk voornamelijk aan de rechterzijde van het doek. Bij de treurige ambtenaar in de rode jas heb ik de sjaal aangepakt. dat mei-groen beviel niet. Dit warme grijs is veel beter. Ik kan er altijd nog een schotse ruit of iets dergelijks op zetten. Zijn oren heb ik nu voor de vierde keer opnieuw opgebouwd. Ze zijn nog steeds gigantisch, maar nu beter van toon.
De menging van de palen maak ik nu met meigroen, een flinke hap camium geel donker en Van Dyck-bruin. Uiteraard hoe meer naar voren hoe meer Van Dyck.
Over de blauwe buitenwereld, breng ik een glaceerlaag aan van LeFranc-cobalt (die zo koud is, dat ie nauwelijks uit de tube wil), ook over de voorkant van de tram. Het bevalt me, maar ik hoop dat het allemaal technisch kan.
Mijn nieuwe beleid. Vette slotlagen met soepige verf, maar wel met varkenshaar aangebracht. Sporen wil ik zien. Vooral in de slotlaag. De schaduwen op de stoelen brng ik aan met een grijs op basis van rode oker, zink, en weer; Van Dyck.
Toch: het gebrek aan viscositeit van mijn medium begint me steeds meer te irriteren. Toch maar weer eesn Liquin proberen. En ook, aan de studie, ik ga die Lucian Freud, toch aanschaffen. Geldproblemen of niet.