Net als ik is Botero meer schilder dan beeldhouwer. Dat zie je. Zo'n beeld is een afwisseling van contrasten, donkere partijen en glimmertjes op het donkere brons, hoogste lichten dus. De manier waarop ze als accenten ze over het geheel verdeeld zijn, verraadt dat Botero dat belangrijk vindt.
Er komen duizenden mensen op deze zware beelden af. Dat is geweldig natuurlijk, maar ik vraag me toch af, waarom.
Zo bijzonder is het nu ook weer niet. Ze zijn voornamelijk heel groot, en heel glad. Ik ben een liefhebber, dat wel, maar de invloed is een beetje voorbij, voel ik.
Bij Botero weet je precies wat je krijgt, namelijk Botero. Daar is niks mis mee. Maar op een gegeven moment weet je het wel: de Botero-saus.
Bij de schilderijen en tekenwerk heb ik dat niet, die verzadiging. Daar is meer aan de hand. Botero kan nameijk met zijn sausje ook de inhoud te lijf. De vorm realtiveert, de inhoud wordt beinvloed maar blijft overeind. Dat is een onovertroffen truukje. Het gaat door merg en been: in het Eschermuseum even verderop kun je zien wat Botero kan met situatie's in de Abu-Grahib-gevangenis. Tekeningen op ruw papier. Gemartelde gevangenen, bloedend, een ijzeren staaf in hun aars gepropt, belaagd door bewaarders met honden, geboeid en gekneveld. Het is te gruwelijk voor woorden. Maar niet gruwelijk genoeg voor de Botero-saus.